Jávea – of Xàbia, zoals de stad in het Valenciaans heet – is een kustparel aan de noordkant van de provincie Alicante, waar de Middellandse Zee zich met volle overtuiging tegen de rotsachtige kapen en zandige baaien werpt. Deze plaats, gelegen tussen de imposante landtongen van Cap de Sant Antoni en Cap de la Nau, bevindt zich precies waar het Iberisch Schiereiland een knik maakt. Niet zomaar een geografisch detail: dit betekent dat Jávea letterlijk het eerste ochtendlicht van het Spaanse vasteland vangt. Wie hier wakker wordt, ziet de zon als eerste in heel Spanje boven de zee opkomen. Dat alleen al is reden genoeg voor velen om hier hun hart te verliezen.
Met een bevolking die inmiddels tegen de 28.000 inwoners tikt, is Jávea zeker geen dorpje meer, maar ook nog lang geen stad in klassieke zin. Wat het wel is? Een charmante, uitgespreide gemeente met meerdere gezichten, elk met een eigen sfeer en karakter. En, niet onbelangrijk: een aanzienlijke internationale gemeenschap die in het hoogseizoen zelfs de meerderheid kan vormen.
Jávea hoort bestuurlijk bij de comarca Marina Alta en valt binnen de provincie Alicante, in de autonome regio Valencia. Het grondgebied van de gemeente is vrij uitgestrekt en kent grofweg drie hoofdgebieden: het oude stadshart (Xàbia Històrica), de vissers- en jachthaven (Puerto) en het strandgebied (El Arenal). Daar omheen liggen tientallen urbanisaties, zoals Tosalet, Balcón al Mar, Cansalades en Montgó, verspreid in de heuvels of tegen de bergflanken geplakt. Elk met hun eigen dynamiek, bevolkt door een mix van locals en buitenlanders – van gepensioneerde Britten tot jonge Duitse gezinnen en alles daartussenin.
De oude stad, iets landinwaarts gelegen, ademt geschiedenis en rust. Nauwe straatjes met traditionele gevels, bloemrijke balkons, kleine pleintjes en de monumentale gotische San
Bartolomé-kerk vormen het decor. Hier vind je het echte Spaanse leven: de wekelijkse markt, de barretjes waar tijd stil lijkt te staan, en de gesprekken op straat in het Valenciaans.
Richting zee strekken zich de haven en de promenade van de Puerto uit. Dit deel van Jávea is iets dynamischer, met een mengeling van authentieke vissersboten, een gezellige jachthaven, tapasbars, visrestaurants en een charmant maritiem museum. Het is een plek waar het toerisme in harmonie lijkt te leven met het traditionele werkleven van de stad. Iedere ochtend zie je de vissersbootjes terugkeren, begeleid door hongerige meeuwen, richting de lonja waar de vangst van de dag wordt verhandeld.
Nog iets verder richting het zuiden ligt El Arenal, hét toeristische hart van Jávea. Hier bevindt zich het enige echte zandstrand van de gemeente – breed, kindvriendelijk en omzoomd door een levendige boulevard met cafés, terrassen en winkels. In de zomermaanden bruist het hier van het leven, maar zelfs dan blijft het overzichtelijk en aangenaam. Buiten het hoogseizoen keert de rust weer terug en laat de zee zich in alle kalmte bewonderen.
Een bijzonder kenmerk van Jávea is haar geografische bescherming. De Montgó-berg, die met zijn 753 meter hoogte als een reus boven de streek uittorent, beschermt het stadje tegen de harde wind uit het noorden. Daardoor geniet Jávea van een uitzonderlijk zacht microklimaat, dat volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tot de beste van Europa
behoort. Zomers zijn warm maar zelden verstikkend heet, winters zijn mild en zonnig. Het verklaart waarom zoveel Noord-Europeanen hier niet alleen overwinteren, maar zich er permanent vestigen.
Jávea is bovendien geen nieuwkomer in de geschiedenisboeken. De strategische ligging aan zee, maar enigszins verscholen tussen kapen en kliffen, maakte het tot een aantrekkelijke plek voor zowel handel als verdediging. In de loop der eeuwen vestigden zich hier Feniciërs, Romeinen en Moren – ieder liet zijn sporen na, van archeologische resten tot straatnamen en culinaire invloeden. De naam Xàbia zou al in de Romeinse tijd gebruikt zijn en betekent mogelijk ‘huisje op de rots’.
Waarom staat Jávea vandaag de dag zo bekend? Dat is niet in één zin samen te vatten. Het is een optelsom van natuurlijke schoonheid, architecturale charme, een heerlijke levensstijl en een zekere rust. Waar nabijgelegen plaatsen als Dénia en Calpe meer verkeer en bedrijvigheid kennen, houdt Jávea vast aan een balans die bezoekers én bewoners aanspreekt. Geen hoogbouw, weinig ketens, maar wel ruimte, natuur en kwaliteit. Het stadje is geliefd bij kunstenaars, wandelaars, levensgenieters en gezinnen die een veilige, zonnige thuishaven zoeken.
Naast zon en zee biedt Jávea ook cultureel vertier. In de zomer vinden er tal van festivals plaats – van de kleurrijke Moros y Cristianos tot intieme klassieke concerten op verborgen pleinen. En wie van wandelen houdt, zit hier goed. De kustlijn wordt afgewisseld door ruige rotsformaties, verborgen baaien, groene dennenbossen en steile kliffen met uitzichten die je stil maken. De Ruta de los Miradores – een reeks uitkijkpunten langs de kust – is een aanrader voor wie de schoonheid van Jávea in al haar facetten wil ervaren.
Tot slot is het niet onbelangrijk te vermelden dat Jávea erin slaagt iets unieks te behouden: authenticiteit. Ondanks het groeiende aantal buitenlanders – die samen met de lokale bevolking een diverse gemeenschap vormen – blijft het hart van de stad Spaans. Lokale winkels sluiten nog altijd tussen de middag, cafés serveren hun espresso met een glimlach in het Spaans, en de marktkoopman kent zijn klanten bij naam. Dat maakt Jávea geen toeristisch decor, maar een plek waar je werkelijk kunt leven. En wie er eenmaal woont, zal dat volmondig beamen.