De geschiedenis van Benejúzar: een dorp gebouwd op geloof en gemeenschap
Wie vandaag door de straten van Benejúzar wandelt — langs de pastelkleurige gevels, de kleine cafés waar men elkaar bij voornaam kent, en de kerkklokken die hun vertrouwde ritme geven aan de dag — beseft nauwelijks dat dit stille dorp in de Vega Baja een geschiedenis kent die verweven is met strijd, overleving, religie en heropbouw. Benejúzar is niet geboren uit pracht en praal, maar uit volharding en verbondenheid. Een dorp dat met beide voeten stevig op de kleigrond van de Segura-vallei is blijven staan, zelfs als het water steeg of de wereld veranderde.
Oorsprong aan de rand van het Moorse Rijk
Hoewel het gebied rond Benejúzar al sinds de Romeinse tijd werd gebruikt voor landbouw, danken we de eerste echte sporen van dorpsvorming aan de tijd van al-Andalus. De Moren legden irrigatiekanalen aan, bewerkten de vruchtbare bodem van de Vega Baja en vestigden verspreid over de vlakte kleine nederzettingen — alquerías — die in verbinding stonden met grotere centra als Orihuela.
Benejúzar — vermoedelijk afgeleid van het Arabische “Bani Yazr”, wat ‘zoon van Yazr’ zou betekenen — groeide uit tot zo’n nederzetting. Na de christelijke herovering in de 13e eeuw, onder leiding van Jaime I van Aragón, viel het dorp onder het gezag van de Kroon van Valencia en werd het ingepast in het nieuwe feodale systeem. De landbouwgrond werd herverdeeld, kerken verrezen op de plek van moskeeën, en de christelijke cultuur begon haar stempel op het dorpsleven te drukken. 
Landbouw, overstromingen en overlevingskracht
Gedurende de eeuwen daarna bleef Benejúzar een klein, agrarisch dorp waar het leven draaide om de teelt van gewassen, het oogsten van fruit en het leven in dienst van de seizoenen. Maar het was geen makkelijke plek om te wonen. De nabijheid van de rivier de Segura bracht vruchtbaarheid, maar ook risico’s. Meerdere keren in de 17e, 18e en 19e eeuw werd het dorp getroffen door zware overstromingen die huizen verwoestten, oogsten wegspoelden en gezinnen uiteenrukten. Toch werd telkens weer opgebouwd. Elke ramp werd gevolgd door herstel, door gemeenschap, door gebed en arbeid.
Het hart van het dorp: religie als anker
Wat Benejúzar al die tijd overeind hield — letterlijk en figuurlijk — was haar diepe religieuze worteling. In 1771 werd begonnen met de bouw van de Parroquia de Nuestra Señora del Rosario, de imposante dorpskerk met haar witte gevel en klokkentoren die vandaag nog steeds het middelpunt van het dorp vormt. De kerk was meer dan een religieus centrum: het was een plaats van onderdak, van viering, van verbondenheid.
In de 20e eeuw kreeg die religieuze dimensie een nieuwe, zichtbare gestalte met de bouw van het Santuario de la Virgen del Pilar, op de flanken van de nabijgelegen heuvels. Deze kapel, toegewijd aan de patroonheilige van het dorp, werd een krachtig symbool van hoop en bescherming. Elk jaar trekken de bewoners op 12 oktober in processie omhoog, een traditie die generaties verbindt en het ritme van het dorpsleven bepaalt.
Een dorp in de schaduw van de oorlog
De Spaanse Burgeroorlog liet ook in Benejúzar zijn sporen na. Het dorp stond, zoals zovele in de Vega Baja, in het Republikeinse achterland. Families werden verdeeld, priesters moesten onderduiken, en de dorpsklok zweeg een tijdlang. Maar ook deze wonden werden geheeld — langzaam, behoedzaam, met de kracht van kleine stappen: de wederopbouw van huizen, het herstel van het geloof, de terugkeer van muziek en marktgeluiden op het plein.
Modernisering zonder breuk
De tweede helft van de twintigste eeuw bracht Benejúzar nieuwe infrastructuur, betere verbindingen en langzaam ook de eerste internationale bewoners, op zoek naar rust en zon. Toch bleef het dorp trouw aan zichzelf. De markten bleven kleinschalig, de feesten authentiek, de kerkklok luidde nog altijd als vanouds. Nieuwe generaties groeiden op met modern comfort, maar speelden nog steeds op dezelfde pleinen, vierden dezelfde heiligen en trouwden onder dezelfde gewelven als hun grootouders.
Vandaag leeft Benejúzar met één voet in het verleden en één in het nu. De oude mannen op het plein drinken hun koffie naast jonge gezinnen met kinderwagens. De straatjes zijn schoon, de gevels goed onderhouden, maar onder elke steen ligt een verhaal. Van overstroming en wederopbouw. Van geloof en traditie. Van gemeenschap die — ondanks alles — nooit werd gebroken.