Een verleden gehouwen uit kalksteen
Wie Algueña vandaag de dag bezoekt, voelt het haast onder de voeten: dit is een dorp met wortels die diep in de aarde grijpen. Letterlijk, want het verhaal van Algueña begint niet in een boek, maar in de grond zelf — in de kalksteen die hier al eeuwen wordt gewonnen en bewerkt. Eeuwenoude groeven en verlaten ovens aan de rand van het dorp zijn stille getuigen van een ambacht dat generaties lang het ritme van het dagelijks leven bepaalde. Het is deze combinatie van vakmanschap, hard werken en overleven in een droog en dor landschap die Algueña gevormd heeft. De geschiedenis van de plek is verweven met haar bodem, en met de mensen die haar ondanks alles altijd trouw bleven.
De middeleeuwse wortels van een grensdorp
Hoewel Algueña pas in de 19e eeuw echt als zelfstandige gemeente tot bloei kwam, gaan de wortels van het dorp veel verder terug in de tijd. In de middeleeuwen lag het gebied op de grens van twee werelden: het islamitische rijk van Al-Andalus en het christelijke koninkrijk Castilië. De ligging in een vallei tussen heuvelruggen maakte het niet alleen strategisch interessant, maar ook moeilijk toegankelijk. Dat droeg ertoe bij dat de omgeving lange tijd dunbevolkt en ruraal bleef. Kleine agrarische nederzettingen en seizoensgebonden landbouw bepaalde het landschap. De grensstatus zorgde echter ook voor conflicten, omstreden eigendomsrechten en een complexe culturele smeltkroes die tot op de dag van vandaag in lokale gebruiken doorsijpelt.
Van Caserio naar onafhankelijk dorp
Tot ver in de 18e eeuw was Algueña slechts een caserío — een kleine gehuchtenstructuur zonder formele gemeentelijke status. Lange tijd ressorteerde het dorp onder het naburige Pinoso, waarmee het zowel geografisch als sociaal een sterke band had. De bewoners leefden van landbouw, voornamelijk druiventeelt, amandelbomen en in toenemende mate de winning van steen en kalk. Toch begon Algueña vanaf het begin van de 19e eeuw voorzichtig een eigen identiteit te ontwikkelen. De aanleg van nieuwe wegen, het toenemende belang van de kalksteengroeven en de groei van de lokale bevolking zorgden voor een hernieuwd zelfbewustzijn. In 1934 was het dan eindelijk zover: Algueña werd erkend als zelfstandige gemeente. Een mijlpaal voor het kleine dorp, dat sindsdien op eigen benen staat.
De burgeroorlog en het stille verzet
Zoals zoveel dorpen in het binnenland van Alicante bleef ook Algueña niet gespaard tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936–1939). Hoewel het front zich op afstand bevond, was de impact van de politieke en sociale onrust voelbaar tot in de uithoeken van het dorp. Families werden verscheurd, kerken geplunderd, en sommige inwoners verdwenen zonder spoor. De armoede die volgde op het conflict drukte zwaar op de gemeenschap, maar tegelijkertijd bracht die periode ook een sterke solidariteit teweeg. Inwoners deelden het weinige dat ze hadden, en hielden zich staande met inventiviteit, onderlinge steun en een diepgeworteld geloof in herstel. Veel van die verhalen worden nog altijd doorgegeven, van grootouders aan kleinkinderen, als herinnering aan een tijd waarin overleven een daad van verzet was.
Modernisering en de terugkeer van trots
De tweede helft van de 20e eeuw bracht grote veranderingen voor Algueña. De aanleg van elektriciteit, stromend water en moderne infrastructuur maakte het leven gemakkelijker, maar leidde ook tot een uitstroom van jongeren naar de stad. Toch bleef een harde kern van families trouw aan hun dorp, en zagen zij hoe Algueña langzaam opnieuw betekenis kreeg. De steenhouwerskunst kreeg erkenning, lokale wijnbouwers experimenteerden met nieuwe druivenrassen, en het gemeentebestuur begon zich sterker te profileren met lokale tradities en festivals. Tegenwoordig is Algueña een plek waar verleden en toekomst in een fragiel maar mooi evenwicht samenkomen — een dorp dat zijn verhaal niet schreeuwt, maar zachtjes laat klinken in de straten en in de stemmen van wie er woont.